Definiciones

verbo

pronominal

  1. Tener (uso pronominal de ...).

Pronunciación

te•ner•se
/teneɾse/
En otros idiomas

Traducciones

neerlandésgehandhaafd worden, in stand gehouden worden, stilhouden, stilstaan, zich beheersen, zich houden, zich inhouden, zich op de been houden, zich schrap zetten